Duvelen

Historie

Binnen de familie Meyboom wordt het kaartspel Duvelen gespeeld. Dit is een zogenaamde public-domain-game, wat betekent dat de regels nergens op papier staan.

Zoals wel vaker gebeurd is ook dit spel officieel uitgegeven onder verschillende titels zoals Dutch Blitz, Ligretto, Ratuki en Espresso. De regels van deze spellen vertonen een sterke gelijkenis met Duvelen maar zijn in de details toch vaak anders.

Overzicht

Duvelen is een kaartspel waarin het draait om snelheid en behendigheid. In essentie is het een simpel spel waarin de snelste speler die tegelijktijd het overzicht kan houden de beste kansen heeft om te winnen. Het spel wordt gespeeld met één standaard kaartspel per speler bestaande uit 52 kaarten (Aas t/m Heer in de 4 kaartkleuren). De achterkanten van kaartspellen moeten verschillend zijn. Het aantal spelers is ongelimiteerd maar vier à vijf spelers is het optimale speleraantal.

Doel van het spel is zoveel mogelijk punten te halen binnen een (vooraf afgesproken) aantal ronden. Tijdens het spel hebben spelers op drie plekken (de Stok, de Draaistok en de Rij) kaarten liggen die ze naar het midden van de tafel proberen te spelen. In het midden worden per kaartkleur oplopende stapels gevormd die steeds beginnen met een aas en eindigen met een heer. Zodra een speler geen kaarten meer in zijn Stok heeft liggen dan kan hij het spel af laten lopen door ‘Stop’ te roepen. Punten worden verdiend met weggespeelde kaarten en door degene te zijn die ‘Stop’ geroepen heeft. Overgebleven kaarten in de Stok zijn minpunten. Snelheid is essentieel omdat alle spelers tegelijk spelen!

Figuur A. Voorbeeld spelsituatie halverwege een spel

 

Terminologie

Rij: Vier kaarten die aan het begin van het spel nadat de Stok is afgeteld open voor de speler komen te liggen (in fig. A voor de speler linksboven zijn dit klaveren 7 t/m klaveren heer).

Stok: Een stapel van 13 kaarten die aan het begin van het spel wordt afgeteld en links of rechts van de Rij ligt (in fig A voor de speler linksboven is dit de stapel waar de ruiten 5 bovenop ligt).

Draaistok: De resterende kaarten die een speler nog in zijn hand heeft nadat de Stok en Rij zijn afgeteld (in fig A voor de speler linksboven zijn dit de stapel met schoppen boer en met Heineken achterkanten).

Hoop: Een stapel kaarten in het midden van de tafel, van één kaartkleur, beginnend bij de aas maar nog zonder heer (In fig A bijvoorbeeld de stapel met de schoppen 6 bovenop).

Herenhoop: Een stapel kaarten, van één kaartkleur, van aas tot en met heer.

De Stop: 10 bonuspunten die een speler krijgt als hij de ronde eindigt door Stop te roepen.

 

Voorbereiding

Elke speler pakt een kaartspel en zorgt dat de kaarten goed geschud zijn.
De oudste Meyboom start het spel door ‘Klaarrr, Af!’ te roepen. Daarop telt elke speler 13 kaarten (één voor één) op een gesloten stapel. De bovenste kaart wordt open gelegd. Vervolgens draait hij vier kaarten naast elkaar open. Dit is de Rij.
Zodra een speler dit gedaan heeft, mag hij direct starten met kaarten spelen.

Figuur B. Spelsituatie direct na het aftellen van de kaarten

 

Het spel

De speler telt drie kaarten van zijn Draaistok en legt deze open zodaning dat de derde kaart bovenop ligt.
Als een speler een aas voor zich heeft liggen dan kan hij deze naar het midden van de tafel spelen. Hij begint hiermee een nieuwe hoop.
Elke andere kaart mag naar het midden van de tafel gespeeld worden zodra er een hoop is van dezelfde kaartkleur en het nummer direct opeenvolgend is (dus een Harten 6 kan alleen op een Harten 5 gelegd worden). Hopen in het midden van de tafel worden altijd in oplopende volgorde opgebouwd.

Afhankelijk van de plek waar de gespeelde kaart vandaan komt, gebeurt het volgende:
– Als deze kaart uit zijn Rij komt dan vult de speler zijn Rij aan met de bovenste kaart van zijn Stok. Daarna draait hij de bovenste kaart van zijn Stok open.
– Als de kaart van de Stok komt dan hoeft hij alleen de bovenste kaart van zijn Stok open te draaien
– Als de kaart van zijn Draaistok stapel komt dan is de kaart eronder nu beschikbaar om te spelen.

Figuur C. Een kaart spelen vanuit de Rij

Als de speler geen andere kaarten kan of wil spelen dan telt hij weer drie kaarten af van zijn Draaistok en draait deze open (bovenop de stapel kaarten die hij gestart was met zijn Draaistok).
Zodra een speler geen drie kaarten meer kan aftellen van zijn Draaistok dan draait hij de resterende kaart(en) open op zijn stapel. Daarna kan de speler de hele stapel van zijn Draaistok oppakken, de bovenste kaart onderop leggen (of de onderste kaart bovenop) en opnieuw drie kaarten opendraaien.

Figuur D. Oppakken Draaistok

Zodra de heer op een Hoop gespeeld wordt dan is dit een Herenhoop. Deze is eigendom van de speler die de heer er op gespeeld heeft. Deze speler neemt vervolgens de Herenhoop en plaats hem buiten het midden van de tafel (bijvoorbeeld aan de rand van de tafel of op de grond).

Figuur E. Herenhoop maken en weghalen

Onthoud dat er geen beurten zijn alle spelers spelen tegelijkertijd. Een snellere speler kan meer kaarten spelen en uiteindelijk meer punten vergaren.

 

Einde ronde

Als een speler geen kaarten meer in zijn Stok heeft liggen dan mag hij “Stop” roepen. Daarna mogen alle spelers nog doorspelen met één uitzondering. Iedereen legt de dichte stapel van zijn Draaistok aan de kant omdat het niet meer toegestaan is om kaarten open te draaien van zijn Draaistok.

Het kan voorkomen dat een speler geen open kaarten meer op de stapel van zijn Draaistok heeft liggen (nadat er Stop geroepen is). Dan legt hij zijn hele Draaistok (als één stapel open) op tafel. Zodra alle spelers geen kaarten meer kunnen (of willen) spelen dan verklaart de oudste Meyboom de ronde ten einde met de tekst “’tis Beurt”.

 

Score

De kaarten uit het midden en in de Herenhopen worden nu gesorteerd. Spelers krijgen punten voor elke gespeelde kaart:
– Kaarten die een speler naar het midden heeft gespeeld en kaarten die in een Herenhoop van een andere speler zitten zijn 1 punt per stuk waard.
– Eigen kaarten in de Herenhoop van een speler zijn 2 punten per stuk waard.
– Kaarten in de Rij en in de Draaistok (open en dicht) leveren geen punten op.
Resterende kaarten in de Stok van een speler (open en dicht) zijn -2 punten per kaart.
– Tot slot krijgt de speler die “Stop” heeft geroepen 10 bonus punten.

Figuur F. Score voorbeeld

In figuur F zien we een mogelijke eindscore. De speler met de Belle-Vue kaarten heeft nog drie kaarten in zijn Stok (-6 punten), vier kaarten uit een eigen Herenhoop (8 punten) en vijftien kaarten uit het midden en Herenhopen van andere spelers (15 punten). In totaal dus 17 punten. De stapel kaarten rechtsbovenin zijn zijn rij en het restant van zijn Draaistok hier krijgt hij geen punten voor. De speler kan geen Stop geroepen hebben (en daarvoor dus geen bonus krijgen) want hij had nog kaarten in zijn Stok zitten.

 

Overige regels

Kaarten naar het midden spelen dient altijd met één hand te gebeuren. Dus als een speler twee opeenvolgende kaarten klaar heeft liggen dan moeten die na elkaar (met dezelfde hand) gespeeld worden.
Kaarten mogen gegooid worden zolang ze maar op de juiste Hoop belanden. Als de kaart de stapel mist, telt deze niet totdat de speler de kaart op de juiste stapel heeft gelegd of heeft teruggepakt.